Ga naar de inhoud
Terug naar overzicht

Identiteitspolitiek: een nulsomspel?

Gepubliceerd op 15-08-2018
Leestijd 3 minuten
  • Nieuws

Deze blog is de eerste in een reeks inzichten, waarin NIMD-programmamanager Rob van Leeuwen reflecteert op op gemeenschappelijke aannames over democratie en democratieondersteuning.

Een van de aannames in ons werkveld is dat geavanceerde democratieën politieke partijen hebben die programmatisch zijn. Dat betekent dat ze een samenhangende reeks standpunten over openbare beleidskwesties formuleren en nastreven. Hierdoor zijn ze beter verantwoording schuldig aan kiezers en kunnen ze effectiever regeren als ze aan de macht zijn. Binnen dit model is een zekere mate van compromis mogelijk als plannen niet haalbaar blijken of als een partij gedwongen wordt samen te werken met andere partijen met andere standpunten.

Deze visie weerspiegelt de historische ontwikkeling van Europese politieke partijen sinds de negentiende eeuw als dragers van bepaalde ideologieën. Hoewel het belang van ideologie sinds het einde van de Koude Oorlog snel is afgenomen, definiëren we partijen nog steeds op basis van hun positie in het politieke spectrum (links of rechts, progressief of conservatief) en hun standpunt over de belangrijkste politieke kwesties van het moment.

In ons werk als NIMD worden programmatische partijen en issue-based politiek afgezet tegen identiteitspolitiek, waarbij politieke partijen vooral bepaalde etnische, religieuze of sektarische groepen vertegenwoordigen. Identiteitspolitiek is problematisch omdat het leidt tot een zero-sum game conceptie van politiek met weinig ruimte voor samenwerking en compromissen. We gaan ervan uit dat identiteitspolitiek een kenmerk is van democratieën in ontwikkeling, dat ze achter zich zullen laten wanneer ze naar een verder gevorderde democratie evolueren.

Maar als we de Europese politieke partijen en de mensen die op hen stemmen van dichterbij bekijken, komen we er al snel achter dat de verschillen tussen de partijen dieper gaan dan meningsverschillen over beleidskwesties. In Nederland bijvoorbeeld worden partijen vooral gedefinieerd door hun programma's en standpunten, maar het is gemakkelijk te zien dat bepaalde partijen meer aantrekkingskracht uitoefenen op bepaalde leeftijdsgroepen, het platteland of de stad, hoog- of laagopgeleide kiezers.

De meeste stedelijke, kosmopolitische, universitair opgeleide mensen in mijn huidige sociale kring zijn van nature geneigd om op progressieve of liberale politieke partijen te stemmen. Aan de andere kant zijn de mensen in de landelijke, religieuze kringen waar ik ben opgegroeid eerder geneigd om op conservatieve partijen te stemmen. Zo heb ik ook vrienden in het Verenigd Koninkrijk die overtuigd pro-Europees zijn, terwijl hun ouders overtuigde Brexit-aanhangers zijn.

 

Onze focus op partijprogramma's en standpunten verbergt het feit dat er onder de oppervlakte een sterke stroming van identiteitspolitiek is. Een paar demografische en sociaaleconomische variabelen voorspellen onze stemvoorkeuren. We zijn van nature geneigd om te stemmen op politici die onze taal spreken, culturele verwijzingen maken waar we ons in kunnen vinden en die onze normen en waarden weerspiegelen. Dat betekent dat de oplossingen die ze voorstellen niet alleen gebaseerd zijn op rationele overwegingen, maar ook op culturele identiteiten.

Wat betekent dit als het gaat om het samenbrengen van politieke partijen in een dialoog - een proces dat centraal staat in ons werk bij NIMD?

Dialoog wordt vaak gezien als een middel om consensus te bereiken. Deze drang om verschillende belangen met elkaar te verzoenen en consensus te bereiken is duidelijk geworteld in de Nederlandse identiteit van onze organisatie (de zgn.poldermodel'). Maar als we de Nederlandse politieke geschiedenis nader bekijken, zien we dat conflicten tussen verschillende identiteitsgroepen ('zuilen') niet altijd met consensus werden opgelost. Vaak ging het om onderhandelingen over de relatie tussen de staat en de samenleving en de mate waarin deze groepen hun eigen culturele identiteit mochten behouden. De spanning tussen het streven naar consensus en de noodzaak om verschillen te accepteren blijft tot op de dag van vandaag bestaan.

Wanneer identiteiten op het spel staan, is consensus niet altijd haalbaar. Culturele tegenstellingen kunnen meestal niet worden opgelost met een compromis of een technocratische oplossing. De echte test van tolerantie ligt in ons vermogen om verschillende standpunten te accepteren, zelfs als deze irrationeel lijken of tegen onze diepst gekoesterde waarden en overtuigingen ingaan. Dit vereist een echte dialoog: een dialoog die gericht is op het begrijpen en respecteren van elkaar, zelfs wanneer consensus buiten bereik ligt.