Open Overheid is de oplossing... Maar wat is het probleem?

Inclusieve politiek gaat over luisteren en begrijpen. NIMD Programmamanager, Rob van Leeuwen, deelt zijn gedachten over de perceptie van participatieve democratie en open overheden als instrumenten om populisme tegen te gaan.
Vorige week woonde ik de jaarlijkse top bij van de Partnerschap Open Overheid in Tbilisi, Georgië. Tijdens de top deelden politici, ambtenaren, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en academici uit 96 landen hun prestaties op het gebied van open overheid. Dit omvatte indrukwekkende initiatieven om burgers bij de besluitvorming te betrekken en de transparantie en verantwoordingsplicht van de overheid te vergroten.
Er lijkt een algemene consensus te bestaan dat het creëren van meer mogelijkheden voor burgers om deel te nemen aan de besluitvorming het vertrouwen in de politieke elites en in de democratie als bestuursvorm zal herstellen.
Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat recente politieke ontwikkelingen (met name het Brexit-referendum, de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten, de opkomst van populistische partijen in veel Europese landen) een weerspiegeling zijn van de wens van bepaalde groepen burgers om meer geïnformeerd te worden over en meer betrokken te worden bij de besluitvorming. De controle terugnemen verwees niet alleen naar de soevereiniteit van de natiestaat, maar ook naar de invloed van burgers op hun eigen regering.
Deze theorie verwaarloost de mogelijkheid dat Brexit- of Trump-stemmers precies deden wat ze wilden doen toen ze gebruik maakten van hun recht om voor of tegen een beslissing te stemmen, voor of tegen een kandidaat.
We geven burgers het recht om te stemmen in een verkiezing of referendum, maar wanneer de resultaten ons niet bevallen, nemen we aan dat er een fout gemaakt moet zijn, dat er een onderliggende grief is die niet wordt aangepakt. We lijken het moeilijk te vinden om te accepteren dat er werkelijk zulke diepe politieke verdeeldheid in onze samenlevingen bestaat.
We moeten rekening houden met de mogelijkheid dat burgers op een kandidaat hebben gestemd omdat ze hem/haar verkozen boven andere kandidaten. Of dat ze echt geloofden dat het beter zou zijn voor het Verenigd Koninkrijk om uit de EU te stappen.
De enige manier om erachter te komen waarom mensen op een bepaalde manier hebben gestemd, is door te praten met, en niet over, onze medeburgers wier politieke voorkeuren niet overeenkomen met de onze.
Een Nederlandse onderzoeksuggereerde bijvoorbeeld dat populistische kiezers niet in de eerste plaats gemotiveerd worden door een tekort aan informatie, maar door een afkeer van de elitecultuur. Dit zou erop kunnen wijzen dat de samenstelling van onze politieke elites, voornamelijk hoogopgeleid en kosmopolitisch, geen accurate afspiegeling is van de samenleving als geheel. Een andere mogelijkheid is dat het taalgebruik van politieke elites te ver afstaat van de sociale en politieke realiteit van burgers.
Laten we vooral investeren in betere vormen van participerende democratie en profiteren van alle vooruitgang die geboekt is op het gebied van open overheid. Maar laten we geen overhaaste conclusies trekken over mensen wiens politieke voorkeuren niet overeenkomen met de onze zonder eerst naar hen te luisteren en met hen in gesprek te gaan.